donderdag 16 maart 2017

GOLGOTHA: DE VOLTREKKING VAN HET KRUISOFFER

De dagen van de passie van Christus
(Goede vrijdag)

 Golgotha:
De voltrekking van het Kruisoffer:
Golgotha, de plaats der Kruisiging, waar onze verlossing plaatsgreep, O Jezus, ik aanbid en bemin u omdat gij door uw heilig kruis de wereld hebt verlost!”


De top van Golgotha lijkt mij een gewelfd plateau met een harde, grotendeels versteende bodem. Wanneer Jezus de top bereikt, schijnt de zon, maar er staat ook veel wind.
Jezus wordt van Zijn kleren ontdaan, zodat nog slechts een doek Hem onder aan de romp bekleedt. God toont de zielen hier dat niet het stoffelijk omhulsel van de ziel van belang is. De ziel gaat als ziel de bruiloft met God en de verheerlijking tegemoet, het lichaam wordt afgelegd. Het enige belangrijke is dus, dat de mens werkt aan de voeding van zijn ziel. De ziel gaat de heerlijkheid binnen met haar innerlijke waarden, totaal los van haar stoffelijke eigenschappen (het lichaam en alle wereldse gehechtheden. De kleding is hier dus symbool voor datgene wat de ziel, het ware wezen van de mens, verbergt achter de uiterlijke schijn, en wat de ziel ook in hoge of minder hoge mate ontoegankelijk kan maken voor Gods Licht. De ziel moet tijdens haar aardse leven een punt kunnen bereiken waarop zij alles wat haar aan het wereldse bindt, van zich afschudt. Pas daarna kan het offer van haar leven zijn bekroning ervaren (de “dood van het wereldse, van de oppervlakkigheden, van de gehechtheden, op het kruis van het leven”) om de top van de verheerlijking te bereiken.
De ziel staat hier dus als het ware op de top van haar leven (de top van Golgotha), boven dewelke de Hemel zich weldra zal openen. Wanneer Jezus van Zijn kleren wordt beroofd, laat de ziel die Hem wil navolgen, zich van alle uiterlijke schijn beroven om onbekleed voor God te verschijnen zoals zij werkelijk is, met al haar zwakheden, maar ook als het ware opdat zichtbaar moge zijn vanuit welke innerlijke gesteldheid haar offer wordt gebracht. Bij Zijn ontkleding verzucht Jezus in het diepste van Zijn Hart:
“O Vader, mogen de zielen van alle tijden zichzelf leren zien zoals zij werkelijk zijn. Mogen zij niet verblind blijven voor zichzelf. Mogen zij uit eigen vrije wil de offerande van de kruisweg van hun leven op aarde bekronen door de overgave van alles waarachter zij steeds hun ware wezen hebben verborgen. O Vader, U en Ik doorgronden de diepten van harten en zielen, doch zalig zij die zich uit eigen vrije wil aan Ons vertonen zoals zij werkelijk zijn, met al hun zwakheden. Slechts zij zullen het Licht van de zon boven hun Golgotha in zich opnemen en Mijn Werken in hen tot bloei zien komen. In hen zal de Graankorrel tot Brood van Eeuwig Leven worden. O moge de wind van de Heilige Geest hun onbeklede wezen omhullen, opdat zij in hart, geest en lichaam gezuiverd mogen worden”.
Jezus wordt, meer met gebaren dan met woorden, uitgenodigd om te gaan liggen op het Kruis, dat nu plat op de grond ligt. Te oordelen naar hun kleding, zijn de mannen, die de voorbereidingen op de executie treffen, geen Romeinse soldaten doch burgers. Het lijken mij zelfs geen Romeinse burgers te zijn. Nu en dan wisselen zij enkele woorden met een Romeinse officier, voor het overige heb ik de indruk dat zij concrete instructies hebben, die zij eerder mechanisch uitvoeren. Van de vele details die mij in een aantal visioenen zijn getoond, vermeld ik slechts deze, waarvan mij ook diepere spirituele achtergronden worden verklaard.
Op de kop van het Kruis is een plaat vastgemaakt met het opschrift “INRI”, letterwoord voor “Iesus Nazarenus Rex Iudaeorum” (Jezus van Nazareth, Koning der Joden. Het is Gods Voorzienigheid die de Romeinse landvoogd Pilatus tot dit opschrift heeft geïnspireerd, want het is God Zelf, die in dit letterwoord de boodschap heeft verborgen dat Jezus voor eeuwig de Koning van het uitverkoren volk is, waarbij onder “uitverkoren volk” hier moet worden verstaan: “het godsvolk”, alle zielen van goede wil van alle tijden, dus alle zielen die bereid zijn om hun wil één te maken met deze van God. Het zijn namelijk deze laatsten, die het zaad van deze Verlossingswerken van de Christus in hun eigen ziel tot bloei zullen brengen. Zij zijn het, die Christus als Koning zullen erkennen.
Het beeld van Jezus, die met slechts één doek bekleed, aan het Kruis wordt genageld, wekt het besef dat de ziel die waarlijk christen wil zijn, ertoe geroepen is, zich zozeer van alles te ontdoen, dat zij als het ware “zoals zij door God is gemaakt”, zonder enige “vermomming”, opnieuw naar God terug moet keren nadat zij zich met haar reisgezel, het kruis, heeft laten verenigen (met andere woorden: nadat zij het kruis der beproevingen van harte heeft aanvaard. Zovele zielen verbergen zich hun hele leven lang achter allerlei wereldse oppervlakkigheden (de mening van anderen, de gedragslijn die door reclame en televisie wordt “voorgeschreven”, de behoefte om zich zo voor te doen, dat men door anderen wordt geprezen, enzovoort. In het uur waarin zij oog in oog met hun Schepper staan, houden zij van dit alles echter niets over: Dan blijft slechts datgene, wat zij werkelijk in hun hart dragen, en datgene wat zij tijdens hun leven op aarde werkelijk voor Gods Heilsplan en voor de heiliging van hun eigen ziel hebben gedaan, of juist niet hebben gedaan. Vele zielen trachten hun ware gesteldheden te verbergen achter façades van woorden, gedragingen en inhoudsloze uiterlijkheden. De ontkleding van Jezus brengt ook hiervoor eerherstel. De ziel kan haar ware hart misschien voor zichzelf en haar medeschepselen verbergen, maar nooit voor God, en in het uur van haar levensoordeel kijkt God dwars doorheen de “kleren” om de kern van de ziel te zien, die de echte waarheid over de mens en zijn staat van genade of ongenade onthult.
Inderdaad, Jezus aanvaardt Zijn Kruis van harte. Uit Zijn mond komt tijdens de aannageling geen enkel woord. De pijn in de handen en voeten terwijl de spijkers er doorheen worden geslagen, is niet te beschrijven. Bloedvaten scheuren open, pezen, zenuwen en spieren scheuren. De vingers trekken zodanig samen dat het lijkt alsof elke hand de spijker die er doorheen wordt geslagen, omklemt. Jezus verbijt de pijn met alle kracht die Hij in Zich vindt. Hij weet dat Maria Zich niet ver van de plaats van de aannageling vandaan bevindt, en dat de lucht op Golgotha eerder ijl is. Dit verschijnsel geldt blijkbaar voor grote delen van Israël, althans in de dagen van Jezus. Hierdoor draagt elk geluid er verder dan dit in onze streken het geval is. Jezus wil niet dat Zijn Moeder nog méér zou lijden door bijkomende tekenen (zichtbare indrukken en hoorbare geluiden) van pijn bij Hem waar te nemen.
De ziel kan delen in de verdiensten van de aannageling van Jezus aan het Kruis, door al het wereldse in zichzelf te laten kruisigen, er zich van af te keren, en de kruisweg van al haar beproevingen uitdrukkelijk één te laten worden met het Verlossingsoffer van Jezus. Telkens de ziel een wereldse gehechtheid “aan het kruis slaat” opdat deze moge “sterven”, gaat dit met pijn en lijden gepaard. Men zou het beeld van de kruisiging kunnen hanteren, en het zo beschouwen, dat de kruisiging van een gehechtheid of van een persoonlijke zwakheid of slechte gewoonte, gepaard gaat met bloedverlies: Het “kost de ziel iets”. Dit bloeden, is echter bedoeld als bron van zuivering voor de ziel, net zoals een wonde kan worden gereinigd wanneer doorheen deze wonde bloed naar buiten treedt.
Het Kruis met Jezus wordt opgeheven. God toont Zijn Zoon in de voltrekking van het uiterste Offer van Liefde, boven alle hoofden verheven als Teken voor datgene wat echt belangrijk is en waarnaar elke ziel moet opkijken. Zoals God ten tijde van Mozes elke ziel die tijdens de tocht van het godsvolk doorheen de woestijn, door een slang was gebeten, genezing beloofde indien zij zou opkijken naar de bronzen slang die Mozes maakte en op een paal tentoonstelde, zo geldt dit hier nog des te méér: Elke ziel die door de slang (de duivel) is “gebeten” (op de bekoring is ingegaan en heeft gezondigd), en die opkijkt naar Jezus, verheven op het Kruis (= die gelooft in de Verlosser en in de Waarheid van het Verlossingsmysterie, en aan de eigen Verlossing meewerkt), wordt genezen van het gif van de zonde, en sterft niet (in de ziel.)
De gekruisigde Verlosser beeldt hier letterlijk uit wie Hij is en wat Hij aan het doen is: Hij is hier de Verbinding tussen Hemel en aarde, en alle Verlossing stroomt uit de Hemel door de Gekruisigde heen naar de aarde (= de zielen. Deze stroom wordt bovendien gesymboliseerd door het Bloed van Jezus, dat uit Zijn Wonden naar beneden druipt en vloeit.
Aanschouwen wij de Wonden van Jezus. Geen enkel plekje aan Zijn Lichaam is ongeschonden gebleven. God heeft daarmee een bedoeling: Geen enkel aspect van het menszijn is vrij van de zonde. De meest opvallende Wonden van Jezus hebben de volgende diepe betekenis:
De rechter schouder heeft een diepe, bloedende wonde, vanwege het langdurige schuren van het zware Kruis op deze schouder tijdens de Kruisweg, waarbij het Kruis veelvuldig van plaats verschoof en geregeld vrij hard tegen de schouder en het sleutelbeen terug sloeg. God toont in deze Wonde aan, hoe zwaar het gewicht van de zonden der mensheid van alle tijden op de Verlosser drukt, en hoeveel Bloed (= Leven) het Hem (en de zielen zelf) kost. De Schouderwonde van Jezus moest zo diep worden omdat talloze zielen hun dagelijkse lasten niet in overgave dragen, doch integendeel vaak God vervloeken door hun protest, hun jammerklachten over hun lot, en/of hun neiging om jegens hun medemens hun beproevingen te benadrukken, met de bedoeling hiervoor ofwel beklaagd ofwel geprezen te worden.
De beide handen zijn doorboord door de spijkers waarmee Jezus aan het Kruis is geslagen. Met de handen worden ontelbare zonden bedreven, zodat de handen vaak instrumenten van angst voor de medeschepselen worden. Hoezeer verlangt God ernaar, dat de handen van de mens in alle omstandigheden instrumenten mogen zijn die zegen en vreugde brengen (die liefkozen, die te eten en te drinken geven, die genezende handelingen stellen, die lasten helpen dragen, die hulp en verlichting brengen. Jezus heeft met Zijn handen genezingen gebracht, gezegend, doden opgewekt, Leven en vreugde gebracht. Met de Wonden van de handen brengt Jezus hier eerherstel en uitboeting voor de ontelbare handelingen waarmee zielen in alle eeuwen geen Heil doch lijden over hun medeschepselen brengen.
De beide voeten zijn eveneens doorboord door de spijkers waarmee Jezus aan het Kruis is geslagen. Deze voeten hebben het Lichaam van de Messias doorheen het land van Israël gebracht om overal de Blijde Boodschap, nieuw Leven, en genezing en vreugde te verspreiden. Jezus brengt met deze Wonden eerherstel en uitboeting voor de ontelbare dwalingen van zielen (de dwaalwegen der wereld verwonden “de voeten van de ziel”), en de ontelbare malen waarbij zielen dingen nalopen, die hun geen stap dichter bij hun Heil brengen (die hen echter eerder de kostbare tijd doen verliezen, die God hen dagelijks geeft om hun spirituele ontwikkeling te bevorderen), of hen zelfs dichter bij hun verderf brengen, en voor de gelegenheden waarbij zielen zich niet de moeite getroosten om zich naar een lijdend medeschepsel te begeven om het hulp, verlichting en vreugde te bieden.
Na de Dood van Jezus zal een Romeinse soldaat doorheen de Zijde van Jezus zijn Hart met een lans doorsteken. Deze Wonde draagt een geweldige symbolische betekenis: De Eeuwige Liefde laat zich doorsteken om zich tot de laatste druppel over de mensenzielen van alle tijden te ontledigen. Het Bloed uit het Hart van Jezus is de drager van de volheid van het Goddelijk Leven. Het water uit Zijn Hart is te beschouwen als Goddelijk doopwater dat de zielen die Jezus waarlijk willen volgen, onderdompelt in Zijn Liefde en hen totaal kan reinigen. De Verlosser laat Zijn Hart openen tot eerherstel voor elk gebrek aan Liefde onder de zielen. Elke zonde, elke misstap, elke dwaling, elke tekortkoming, is een vrucht van een gebrek aan Liefde, dus van een onvolkomenheid in het vermogen of de bereidheid van de ziel om Gods Liefde door haar heen te laten stromen om haar volmaakte vruchten op te leveren. God beschikt dat het Hart van de Christus na Zijn Dood wordt doorstoken, om aan te tonen dat Hij niet alleen alles heeft gegeven, doch zelfs wil bewijzen dat Zijn Liefde niets achterhoudt.
Aan het Lichaam van de Goddelijke Verlosser was geen vierkante centimeter ongeschonden. Wanneer sprake is van “de vijf Wonden van Jezus”, is deze uitdrukking derhalve even onzinnig als wanneer wordt gesproken over “de zeven Smarten van Maria”, wanneer wij weten dat Maria een leven heeft geleid waarin de Smarten, hartenpijnen, geestelijk en zelfs lichamelijk lijden geen dag ontbraken en de meest uiteenlopende vormen aannamen. Daarom nodigt de Meesteres van alle zielen elke ziel ertoe uit, de ontelbare onbekende of nooit vermelde Wonden van Jezus te beschouwen als akten van eerherstel en uitboeting die Jezus heeft volbracht voor de ontelbare zielen die hun eigen slechte gewoonten en onzuivere neigingen niet kennen, niet herkennen, of niet willen kennen. Zo nodigt Zij elke ziel ertoe uit, Haar eigen ontelbare onbekende of nooit vermelde Smarten te beschouwen als akten van eerherstel die Zij heeft volbracht voor de ontelbare zielen die niet zien door welke gewoonten, neigingen, handelingen of woorden zij hun medeschepselen pijn en verdriet berokkenen.
Kort na de verheffing van het Kruis worden de kleren van Jezus onder de soldaten verdeeld. De enige reden waarom zij belangstelling hebben voor de kleren van Jezus, ligt in feite hierin, dat God ook hierdoor de zielen van alle tijden een teken wil nalaten: De mens interesseert zich méér voor uiterlijkheden dan voor datgene wat echt telt. Op enkele meters afstand hangt de Goddelijke Messias te sterven voor hun Verlossing, hun Eeuwig Heil, doch zij hebben slechts belangstelling voor wereldse voorwerpen. Dat is slechts mogelijk indien de Liefde niet meer stroomt en het hart geen gevoelens meer koestert ten aanzien van het medeschepsel noch ten aanzien van God. Als voorwerp met een sacrale waarde beschouwen deze zielen de kleding van Jezus niet, want zij hebben Hem niet als Zoon van God herkend en begrijpen niet wat zich hier aan het voltrekken is. Bovendien drukken deze zielen hier uit, hoezeer de mens steeds bezig is, te oordelen. De kleren drukken immers de “buitenzijde” van de mens uit, datgene wat anderen van hem zien. Wanneer zielen de kleren van een veroordeelde onder elkaar verdelen, zijn zij in feite bezig, aan de diverse onderdelen een zekere waarde te hechten: “Dit vind ik de moeite waard om te bezitten, het andere minder...”. Het stoffelijke, datgene wat door de zintuigen waargenomen kan worden, wat bezeten kan worden en voor geld of een andere tegenprestatie verkocht kan worden, krijgt voor ontelbaren voorrang boven de Liefde, boven het Eeuwig Heil, en boven God Zelf.
De lijfrok echter, wordt niet verdeeld, hij wordt verloot. God stelt ook hierin een teken: De lijfrok was het kledingstuk dat het nauwst met het Goddelijk Lichaam van Jezus in contact was geweest. Het staat dus als het ware symbool voor de verbinding tussen de Godheid en de Mensheid van Jezus. Het feit dat dit kledingstuk niet verdeeld mocht worden, is een teken naar de mensheid toe, dat God geen enkele verdeeldheid onder de zielen wenst. Elke ziel die, op welke wijze dan ook, verdeelt (de eenheid bedreigt), kan geen volgeling van Christus zijn.
Geleidelijk verandert de hemel boven Golgotha. De zon verbergt zich meer en meer, en de wind wordt nadrukkelijker. De natuur lijkt te lijden. Aan het Kruis balt Jezus letterlijk het lijden van de hele mensheid van alle tijden samen om het voor elke ziel van goede wil tot volle vruchtbaarheid en verdiensten te kunnen brengen. Ziehier de diepe betekenis van de Kruisiging, zoals deze mij wordt getoond en verklaard:
Jezus wil aan het Kruis de zielen verlossen door hen in de eerste plaats te bevrijden uit hun gehechtheden aan het wereldse, uit de macht van stoffelijke behoeften, uit de overheersing van de belevingen van de mens door zijn wereldse belangen, en uit de neiging van de zielen om slechts het zintuiglijk waarneembare te beleven als de ware realiteit van het leven. Door de erfzonde draagt elke ziel de verplichting om haar bijdrage te leveren tot het herstel van het evenwicht in de schepping, dat door de erfzonde en alle daarop volgende zonden zwaar is verstoord. De waarde van deze bijdrage wordt door God afgemeten volgens de mate waarin de ziel de ware Liefde laat stromen. De stroming van de Liefde wordt bepaald door overgave, zelfverloochening, toewijding en opgeofferde beproevingen. Zo heeft God het in Zijn Wijsheid voorzien, en daarom heeft Hij de mens de gelegenheid geboden om door lijden in lichaam en ziel, in hart en geest, de effecten van de zonde tegen te gaan en/of ongedaan te helpen maken.
Hierdoor wordt de levensweg van de ziel op aarde tot een kruisweg, die ontelbare verschillende vormen kan aannemen. Om geen andere reden dan deze is Jezus Mens geworden, om door Lijden dit herstelmechanisme voor alle eeuwen te heiligen en te ontsluiten. De meeste zielen leven echter in te grote gehechtheid aan al het zintuiglijk waarneembare, zodat de kruisen op hun levensweg spoedig een eigen leven beginnen te leiden. In die gevallen (die buitengewoon talrijk zijn) kunnen wij zeggen dat de ziel zichzelf kruisigt: Zij spijkert zich aan haar beproevingen vast, ja zij spijkert zich aan al het wereldse vast, zodat zij er ten volle de gevangene van wordt. Ook dit wordt door de Gekruisigde tot uitdrukking gebracht. Inderdaad, de ziel die zich aan al het wereldse laat kruisigen, is niet vruchtbaar voor Gods Heilsplan, voltooit haar eigen Verlossing en heiliging niet, en wordt zeer vatbaar voor alle zonde.
Uiteindelijk is Jezus gekruisigd om de vatbaarheid voor de zonde en de effecten van alle zonde teniet te doen in de mate waarin de ziel deze vrucht van de Kruisiging van de Christus in haar eigen leven wil laten rijpen. Wanneer deze wil aanwezig is, zal het leven van de ziel zijn ware vruchtbaarheid bereiken, doordat de ziel zich dan niet langer aan haar beproevingen laat kruisigen, doch de beproevingen in zichzelf zullen kruisigen: Zij zal hen overwinnen door de Liefde, in de vorm van een rimpelloze overgave en toewijding.

Jezus is vastgenageld aan het Kruis, en heeft dus letterlijk een zeer beperkte bewegingsvrijheid. Zijn positie symboliseert hoezeer de ziel in de wereld de gevangene is van gehechtheden en gewoonten: zij is in vele opzichten als een gekruisigde, want:
·                            zij hangt vastgenageld aan het wereldse en aan haar eigen gewoonten, gehechtheden, zwakheden en neigingen;
·                            door haar gehechtheden bezit de ziel nauwelijks bewegingsvrijheid voor de werken waartoe zij werkelijk geroepen is (de roeping die God haar heeft gegeven, de taak die zij op aarde moet volbrengen als haar persoonlijke bijdrage tot het Heilsplan van God voor alle zielen van alle tijden)
·                            De ziel wordt gekweld door de pijnen van de zonde en ondeugd die uit haar gehechtheden voortvloeien. De gehechtheden zijn in feite de spijkers waarmee de ziel zichzelf door de wereld laat kruisigen, terwijl God van haar verwacht dat zij de wereld zou kruisigen (zoals hierboven aangetoond)
·                            De ziel bloedt leeg aan het Ware Goddelijk Leven, en wordt door haar eigen gehechtheden met de eeuwige dood bedreigd;
·                            Zoals Jezus Zich volkomen uitgedroogd voelt, krijgt ook de ziel meer en meer dorst naar het water van het Leven omdat zij uitdroogt door de koorts van niet ophoudende bekoringen;
·                            Jezus aan het Kruis lijdt onder een toenemende kortademigheid doordat Hij leegbloedt en veel lichaamsvocht verliest, en Zijn Bloed steeds minder zuurstof naar Zijn weefsels kan brengen. De ziel wordt kortademig doordat het haar begint te ontbreken aan de zuurstof van de Heilige Geest.
·                            Jezus aan het Kruis lijdt verschrikkelijke spierkrampen, doordat onder andere vanwege Zijn strakke lichaamshouding de bloedsomloop in de spieren zo goed als stilvalt. De ziel verkrampt door gebrek aan innerlijke Vrede omdat het wereldse haar van alle Vrede van hart berooft;
·                            De gekruisigde Jezus verkleumt vanwege de vertragende bloedsomloop en het feit dat Hij grotendeels ontkleedt op de top van een heuvel in een steeds toenemende wind en een zich steeds méér verbergende zon aan een kruis hangt. De ziel verkleumt doordat het Vuur van de Ware Liefde in haar dooft wanneer zij slechts de belangen van de wereld dient in plaats van deze van God, die de ware Liefde laat stromen;
·                            De Gekruisigde lijdt aan stijgende koorts vanwege de infectie van Zijn talloze Wonden, en vanwege Zijn toenemende uitdroging. De ziel die de slaaf is van haar gehechtheden en gewoonten, is voortdurend ten prooi aan de koorts van eindeloze reeksen van bekoringen.
Vanop het Kruis kan Jezus in de verte Jeruzalem (de zogenaamde Godsstad) zien. Daar worden lammeren geslacht voor het joodse paasfeest. Jezus Zelf is echter het ware Paaslam, dat aan het Kruis hangt te sterven, als het ware geslacht door en voor de zonden van alle zielen van alle tijden. God wil hier duidelijk maken dat Jeruzalem haar heiligheid verloren heeft, en dat de kracht der ware Verlossing niet meer in Jeruzalem (oord van verstarring en van niet-aanvaarding van de Messias) te vinden is, doch louter en alleen in de Christus, boven op de “berg der zonden” (Golgotha. Niet het doden van lammeren brengt het Heil, doch slechts het doden van de zonde, van elke zondige neiging. Slechts het Bloed van de Messias ontsluit de Eeuwige Gelukzaligheid voor de mensheid, omdat slechts Zijn Bloed als Bloed van de Godmens drager is van alle zonden van alle tijden, die Hij in Zich heeft getrokken om hen prijs te geven aan de Kruisiging. Wanneer dit Bloed, drager van het volmaakte Goddelijke Leven, waarin alle zonden van alle tijden in aanraking zijn gebracht met de Godheid, het Kruis der Verlossing (symbool voor alle beproevingen van de mensheid van alle tijden) en de aarde bevloeit, worden alle beproevingen, alle menselijk lijden, en de aarde zelf, geheiligd, en wordt dit alles tot de akker voor de Oogst van de Eeuwige Liefde, het Brood van Eeuwig Leven dat door God is bereid voor de zielen van goede wil, die hun hele leven opdragen voor de voltooiing van Zijn Rijk op aarde.
Jezus hangt gedurende drie eindeloze uren aan het Kruis. Vanaf Zijn aannageling tot een ogenblik vóór Zijn Dood zal Hij zeven gezegende Woorden spreken. God drukt in deze Woorden alles uit, waardoor elke ziel in zichzelf de Verlossing kan voltooien. Laten wij deze Woorden even bekijken:
1. “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen”
Jezus spreekt deze Woorden terwijl Hij aan het Kruis wordt genageld. De zondige mens nagelt zijn God aan het Kruis om er te sterven. De beulen staan symbool voor de zondige mensheid, die in elke zonde Jezus opnieuw geselt, met doornen kroont, met een zwaar kruis belast en Hem in het Hart treft, zodat Hij, indien Hij niet God was, dagelijks ontelbare malen zou sterven. Niettemin verwenst Jezus Zijn beulen niet, Hij vraagt voor hen totale vergeving. God leert de zielen hier, dat Gods Barmhartigheid onvoorstelbaar groot is, doch ook, dat God vergeeft mits Hij er kan van uitgaan, dat de ziel werkelijk niet weet wat zij doet. Indien de ziel weet dat zij aan het zondigen is, of dit kan weten, breekt zij bewust en gewild Gods Wet.
De eerste zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Vergeef uw medezielen, opdat zij voor de Verlossing ontsloten kunnen worden, want hun zondigheid houdt hen vast in de slavernij jegens de grote vijand van God. Het is in Gods ogen zeer verdienstelijk wanneer een ziel, jegens wie zwaar onrecht is bedreven, niettemin de balsem van Gods Barmhartigheid afsmeekt voor de schuldige die haar heeft gekruisigd door beproevingen. Wanneer een ziel haar medemens niet vergeeft, wordt de schuld van die medemens jegens deze ziel als het ware in een kluis opgesloten, zodat zij deze schuld blijft dragen en deze niet toegankelijk is voor het Licht. De ziel die niet vergeeft, sluit ook zichzelf op in diezelfde kluis, want zij houdt vast aan de schuld van haar medemens (of aan de schuld waarvan zij meent dat haar medemens die jegens haar heeft. Hierdoor snijdt ook deze ziel zichzelf af van het Licht dat Verlossing brengt. Vergeving is de sleutel voor de Verlossing van alle partijen die deel hebben aan een onenigheid.
2. “Vandaag nog zult gij met Mij in het Paradijs zijn”
Jezus is op Golgotha geflankeerd door twee misdadigers. De ene vervloekt en lastert tot de dood toe, de andere vraagt aan Jezus dat Hij aan hem zou denken wanneer Hij in het Paradijs aankomt. De diepe betekenis hiervan is deze: Er zullen steeds twee zijden zijn, namelijk zij die tot in de beproevingen God vervloeken, en zij die in de beproevingen tot inkeer komen, hun schuld bekennen en om Gods erbarmen vragen. God stelt hier het teken van Zijn totale vergeving aan deze laatsten, omdat zij rouwmoedig zijn, hun geloof in Christus als de Verlosser belijden en blijk geven van ware hoop. God toont hier de ziel eveneens dat de hoop, het geloof en de Liefde nog in het stervensuur voor haar de Hemel kunnen ontsluiten.
De tweede zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Erken de eigen zondigheid en zwakheid, de eigen schulden jegens God (zowel de schulden rechtstreeks jegens God als deze jegens de medeschepselen, waardoor God eveneens wordt getroffen. Geef zelfs wanneer de beproeving haar toppunt heeft bereikt (zoals bij de goede moordenaar, kort vóór zijn dood) de hoop op de Eeuwige Gelukzaligheid niet op, en geloof dat Jezus voor elke ziel het Paradijs kan ontsluiten, en dit ook zal doen indien de ziel de wil opbrengt om in de Verlossing, en in Gods Werken in het algemeen, te geloven. Vele zielen geven hun geloof in God op omdat de veelheid van hun beproevingen hen laat menen dat God niet bestaat, of dat Hij geen God van Liefde kan zijn. Deze zielen hebben het Verlossingsmysterie niet begrepen, hebben niet begrepen waartoe de mens op aarde is, en hebben niet begrepen dat God de ziel geen grotere schat kan geven dan de beproeving. De beproevingen (de kruisen van het leven), en niets anders, kopen de ziel vrij uit de collectieve schuld van de hele mensheid en uit de individuele schuld van haar eigen zonden, misstappen, fouten, nalatigheden en onverschilligheden. De goede moordenaar is een teken van hoop voor de ziel die een zondig leven heeft geleid, hierdoor bijna het Ware Leven (de toegang tot de Gelukzaligheid) verliest, doch niettemin het hart voldoende weet te openen om God en Zijn Werken te herkennen, en God te willen toebehoren (“denk aan mij, vanuit de Hemel – want ik zou daar bij U willen zijn”.
3. “Vrouw, ziedaar Uw zoon; zoon, ziedaar uw Moeder”
Jezus ziet vanaf het Kruis hoe Maria, hoewel Zij waardig en uiterlijk schijnbaar vredig naar Hem opziet, staat te sterven van Smart, met Johannes als enige van Zijn apostelen naast Haar. Johannes vertegenwoordigt hierdoor:
·                            De weinige zielen die Jezus ook in de beproevingen, wanneer alles de schijn wekt dat God stervende is, trouw blijven;
·                            De priesters die, ondanks de verpletterende druk vanuit de wereld waardoor men zou kunnen menen dat God stervende is, hun ogen op de Christus gevestigd houden, in geloof in de verlossende macht van de Eucharistie, en aan de zijde van Maria. Johannes is hier de priester zonder enige belangstelling voor de wereld, die blijft opkijken naar Jezus, Maria in zijn hart sluit (“en de leerling nam Haar bij zich in huis”), en zijn geloof niet laat ondermijnen door het menselijk opzicht (de velen die achter hem staan te lasteren en hun vijandschap jegens Christus en de Zijnen niet verbergen. Johannes wordt hierdoor voorbeeld voor de traditionele priester, die slechts kijkt naar Christus en Zijn Werken, niet naar de wereld en zijn belangen. Hij vlucht niet voor zijn roeping, ook niet wanneer hij ertoe wordt geroepen, op de top van Golgotha aan de voet van het Kruis te getuigen van zijn geloof in de Christus en zijn Vuur voor de Christus en Zijn Werken. Zijn leven is voor hem van geen waarde, het krijgt slechts waarde door de nabijheid van de Christus.
Met dit derde Kruiswoord vertrouwt Jezus de hele mensheid, alle zielen, aan Maria toe. Hij openbaart hier de uiteindelijke eeuwigdurende opdracht van Maria: Moeder en Meesteres van alle zielen te zijn. Hij vertrouwt ook omgekeerd Maria aan de zielen toe, opdat de zielen hun zielengroei steeds door en met Haar zouden trachten te voltooien, en zij zich helemaal aan Haar zouden toevertrouwen (totale toewijding!waarbij de ziel Maria “bij zich in huis neemt”, in de kern van haar wezen.)
Jezus maakt mij deelachtig aan de verzuchting die op dit ogenblik uit Zijn Hart naar de Eeuwige Vader toe opwelt:
“Vader, moge Zij, zoals Wij het voor alle tijden hebben beschikt, nu Diegene zijn, die Mijn rol voor de zielen verder zal zetten. Moge Zij nu voor alle tijden Mijn Werken in hen voltooien, in de mate waarin zij zich vrijwillig aan Haar zullen geven. Moge Zij, die tot deze opdracht als Medeverlosseres met Uw Christus is gezalfd, nu in deze hoedanigheid worden verzegeld, en moge Zij het Heil van alle zielen van goede wil ontsluiten op kracht van de sleutel der Verlossing, die Ik thans in hen allen heb gelegd en waarover Zij, Mijn eeuwigdurende Moeder, de Dochter van Uw welbehagen en Bruid van Onze Geest, alle macht zal hebben, omdat de onfeilbare Wet van Onze Barmhartigheid dit voor alle tijden zo heeft beschikt. Moge op grond van Mijn Offer met eeuwigdurende geldigheid, en van Haar heilige volharding in deze Smart, Haar vlekkeloos Hart het Licht van de Hoop en de Liefde wekken in alle zielen die geloven dat Ik voor hen de sleutel tot de Eeuwige Gelukzaligheid heb vrijgekocht, en dat Mijn Moeder door Ons is gekozen als de gouden Wegwijzer naar de Poort waarop deze sleutel past”.
En de leerling nam Haar bij zich in huis... Geen woorden kunnen ooit beschrijven, hoezeer Jezus in deze ogenblikken heeft verlangd dat alle zielen Maria in zich (in het huis van hun ziel) zouden opnemen door totale toewijding aan Maria, waarbij Zij in de ziel kan leven en heersen, omdat Zij van God de macht en de Wijsheid heeft gekregen om elke ziel naar de poort van het Eeuwig Heil te leiden.
De derde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Wijd u volkomen aan Maria toe, opdat Zij u moge kunnen begeleiden, beschermen, zuiveren, heiligen, omvormen. In Haar verkondiging als de Meesteres van alle zielen zal Maria twintig eeuwen na Golgotha verklaren dat God Haar de macht heeft gegeven om zielen die zich totaal aan Haar weggeven, te helpen voeren naar een staat van volkomen heiligheid door “compensatie” van de effecten van de erfzonde in de ziel. Zo zal Zij als Meesteres van alle zielen Haar oorspronkelijke roeping volbrengen, die eruit bestaat dat Zij elke ziel, die bereid is om zich volkomen aan Haar weg te geven, van binnen uit zal begeleiden naar de voltooiing van de Verlossingswerken van Christus in zich, terwijl Zij de ziel in elk aspect van haar wezen zal trachten om te vormen opdat deze ontvankelijk zou worden voor de volheid van het Licht, of anders uitgedrukt: opdat haar akker klaar moge zijn om het Goddelijk zaad van Verlossing in zich op te nemen en te laten rijpen, als haar eigen bijdrage tot de Oogst van de Eeuwige Liefde.
4. “Ik heb dorst”
Ik heb er reeds op gewezen dat Jezus vanaf het Laatste Avondmaal geen slok vloeistof meer tot Zich had genomen. Wegens het overvloedig bloedverlies vanaf de Hof van Gethsemani (het bloedzweten!) Via de geseling, de doornenkroning en de Kruisweg tot en met de uren aan het Kruis, en de overvloedige transpiratie vanaf het Laatste Avondmaal (waar Hij in een koortsige transpiratie leek te baden), was Jezus’ Lichaam op het ogenblik waarop Hij aan het Kruis werd opgeheven, reeds in heel verregaande mate uitgedroogd. Hij leed hierdoor een intense dorst. De dorst van Jezus reikte echter oneindig veel verder dan deze van het Lichaam: de Verlosser had dorst naar zielen, die Zijn Verlossingswerken in zich tot bloei zouden laten komen.
Het Goddelijk Leven wordt door de Meesteres van alle zielen vaak vergeleken met water voor de ziel, in vergelijking met de levenschenkende, reinigende en verfrissende eigenschappen van water voor het lichaam. Water kan een uitgeput lichaam een gevoel van wedergeboorte geven. Voor het water van Goddelijk Leven geldt dit letterlijk. Aan het Kruis verlangt Jezus er vurig naar, dat Zijn dorst ontelbare zielen in alle tijden water van Goddelijk Leven zal bereiden, en dat al Zijn vergoten Bloed als Water van Goddelijk Leven de dorst van vele zielen naar het ware Leven, de ware Liefde en het ware geluk voor eeuwig zal lessen. Door Zijn verlangen naar vloeistof, trekt Jezus in wezen op het spirituele vlak het water van Goddelijk Leven naar alle zielen toe, die Hij in de Hof van Gethsemani op de meest intense wijze in Zich heeft getrokken. Hierdoor opent Hij de stroom van dit “Water” voor alle zielen die doorheen alle eeuwen met Hem verenigd zullen willen zijn, en laaft Hij tezelfdertijd Zichzelf met zielen.
In Jezus’ Hart welt het volgende gebed op:
“O Vader, ontsluit toch nu de Bronnen der Eeuwige Genade, die Ik thans met al Mijn Bloed heb gevuld. Moge geen ziel meer dorst hebben, tenzij naar de vervulling van Uw Wil, die het Ware Leven geeft. O geef Mij zielen, opdat Ik hen kan dopen in het Water van Goddelijk Leven, dat voor eeuwig zal stromen door de offerande van Mijn Bloed. De Goddelijke Ruil, o Mijn Vader... Mijn Bloed voor hun Verlossing... Mijn dorst voor hun lafenis”.
Er wordt Jezus nu een spons op de lippen gedrukt, die is gedrenkt in een zure vloeistof, en die Hem (omdat Hij hoog aan het Kruis hangt) wordt aangereikt door middel van een hysopstengel. Het is opmerkelijk dat hysop een dubbele spirituele betekenis heeft: kleinheid (nederigheid) en zuivering. Jezus wordt gering geacht (kleinheid), volbrengt Zijn Goddelijke roeping in de allerdiepste nederigheid (de Godmens verloochent Zichzelf totaal voor de zielen), en doet dit voor de diepe zuivering van de zielen. De vloeistof die Hem op de lippen wordt gedrukt, is zo zuur, dat zij in Zijn verdroogde en gekloven lippen brandt en Hem niet laaft, doch kwelt: Er wordt een hoge prijs betaald voor elke ziel die de Christus zal volgen. Het water van Goddelijk Leven zal wel naar de zielen stromen, doch zal in vele zielen slechts met de grootste moeite worden opgenomen.
De vierde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: God verlangt van elke ziel dat zij onophoudelijk dorst zou hebben naar de verwezenlijking van Gods Heilsplan. De ziel die door deze dorst wordt gedreven, stelt haar leven in dienst van Gods Werken, en leeft elk detail van haar leven zodanig dat al haar daden, woorden, gedachten, gevoelens en verlangens het Water van Goddelijk Leven voor haar medeschepselen helpen bereiden. De stroming van het Water van Goddelijk Leven, drager van de Goddelijke Liefde, wordt niet alleen bepaald door de Wil van God, doch ook door het verlangen van de zielen naar God en naar hun Verlossing. Dit verlangen zuigt als het ware het Water van Goddelijk Leven naar de ziel toe, zodat de stroming versnelt. Hoe meer zielen een dergelijk verlangen koesteren, des te krachtiger wordt de stroom van de Liefde doorheen de schepping en des te vlugger kan Gods Heilsplan zijn voltooiing bereiken.
5. “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten”
Het Lichaam van de Christus is letterlijk bijna leeg gebloed: Het Bloed der Verlossing, drager van het Water van Goddelijk Leven, wordt druppel na druppel uit Zijn Lichaam geperst, en elke druppel bevat de volheid der Goddelijke Verlossingskracht, omdat de Messias geen ogenblik ophoudt, dit proces van Zijn lichamelijk sterven bewust te verbinden met Zijn volmaakte Liefde en Zijn vaste Wil om dit alles te voltooien. Terwijl vele mensenzielen hun leed draaglijker trachten te maken door het zo veel mogelijk uit hun bewustzijn te verbannen, beleeft de lijdende Christus Zijn lichamelijke en geestelijke gewaarwordingen juist zo bewust mogelijk, opdat Hij Zich letterlijk in elke seconde van het Lijden totaal moge kunnen ontledigen, en elke druppel van Zijn Bloed actief zou worden geladen met Zijn Wil om te verlossen, en met Zijn Liefde, die het Ware Leven brengt.
Teneinde dit Lijden zijn maximale vruchtbaarheid binnen Gods Heilsplan te verlenen, wordt in de Godmens de Goddelijke natuur in deze uren meer dan ooit verborgen, en leeft in Jezus de actieve Wil om “door en door mens te zijn”. Hij stelt hier het ultieme bewijs voor de onbegrensdheid en volmaaktheid van Zijn Liefde: Hij wil mens  zijn om deze beproeving der beproevingen honderd procent als mens te doorstaan en te ervaren. Welk nut en welke waarde zou het Verlossende Lijden hebben, indien het als God, vanuit een Goddelijke ervaring, zou worden beleefd? De Goddelijke natuur kan zich immers boven alle lijden verheffen, want God is Meester over alle gewaarwordingen.
Zo ervaart Jezus hier de gewaarwording, die vrijwel elke mensenziel in bepaalde uren van het leven op aarde gedurende kortere of langere tijd ervaart: de eenzaamheid, het gevoel van zelfsdoor God verlaten te zijn”. Terwijl Jezus deze woorden uitstoot, lijdt Hij intens onder het feit dat vele zielen geen oog hebben voor de noden van hun medeschepselen, zodat op aarde talloze schepselen zich zelfs door God verlaten voelen. Telkens een ziel verzuimt, een andere ziel te troosten, haar te helpen, bij haar te zijn in haar nood of in haar eenzaamheid, verzuimt zij in werkelijkheid, in deze andere ziel het gevoel en het geloof te wekken, dat God tegenwoordig is. Het maakt deel uit van de roeping van elke ziel op aarde, God tegenwoordig te stellen jegens haar medeschepselen. Op deze wijze moet elke ziel ertoe bijdragen, de Tegenwoordigheid van God op aarde voelbaar te houden. Jezus heeft Zijn kreet 
Eloi, Eloi, lama sabakthani?"Dus ook geslaakt tot eerherstel en uitboeting voor elke ziel die een medeschepsel (mens of dier) het gevoel geeft dat God niet bestaat, dat God het niet liefheeft, of dat er geen Liefde bestaat.
Uit het Hart van Jezus wellen in stilte vol droefheid de woorden op:
“O Vader, hebben Wij de mensenziel niet voorzien als Onze vertegenwoordigster naar elk schepsel toe? Waarom dan, zullen in Onze schepping zovele schepselen het gevoel hebben dat Wij niet bestaan, of dat Wij onverschillig zijn voor hun lot? O moge dit Lijden de zielen de Liefde instorten, die hen in staat zal stellen en hen met de wil zal vervullen, hun medeschepselen te laten voelen dat deze schepping door de Liefde wordt bestuurd, en dat God geen enkel van Zijn schepselen ooit verlaat. Mogen zij, in Mijn navolging, elk medeschepsel met de vreugde van Onze Tegenwoordigheid vervullen, die door hen heen doorheen de schepping zal stromen naarmate hun eigen geloof, hoop en Liefde, en hun eigen wil om één met Ons te zijn, zullen groeien”.
De vijfde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Drink zo intens het Licht van Christus in u op, dat u voor de hele schepping een spiegel van God kunt zijn, zodat elk schepsel in uw nabijheid de Tegenwoordigheid van God kan ervaren door gevoelens van Vrede, vreugde, geborgenheid, moed, vertrouwen, hoop en Liefde.
6. “Het is volbracht”
De Christus is op de wereld gekomen om de voltooiing van Gods Heilsplan voor te bereiden en mogelijk te maken, om de zielen de sleutel te geven waardoor zij hun eigen kerker zullen kunnen openen, mits zij bereid zijn om Jezus na te volgen in het concrete voorbeeld van Zijn handelingen en innerlijke gesteldheden. Zijn hele Leven had Hij in dienst van deze opdracht gesteld, geen ogenblik liet Hij verloren gaan om dit Goddelijk zaad uit te strooien. De hele tijd van het Lijden was voor Hem de ware bekroning, de voltrekking van de heilige bruiloft met het Kruis, en door het Kruis, met de lijdende mensheid – lijdend in lichaam (door de vele beproevingen van elk mensenleven) en ziel (door de slavernij jegens de zonde, die de Eeuwige Gelukzaligheid onmogelijk maakt. De Messias was in de wereld gezonden om de ketenen van deze slavernij te breken, niet om de mensheid uit het lichamelijke lijden te bevrijden. Het lichamelijke lijden zou voor alle mensenzielen van alle tijden het grote middel tot ontsluiting van het zaad van het Verlossingswerk van Jezus blijven.
Ware navolging van Christus betekent: Zo leven, dat alles waartoe de ziel in de wereld is gezonden, volbracht kan worden. De ziel moet elk ogenblik van haar leven op aarde op haar ware roeping gericht blijven, opdat zij elke dag dichter bij de volbrenging van haar levenstaak kan komen.
De zesde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Doorheen Jezus’ smachtende verzuchting “Het is volbracht” roept God elke ziel ertoe op, dat zij zich over haar ware roeping, haar ware levenstaak, zou bezinnen, en haar hele leven tot in de details zo zou inrichten dat zij deze opdracht met een zo hoog mogelijke vruchtbaarheid kan volbrengen. In de praktijk komt dit neer op een leven in volkomen dienst aan God, voor een volkomen heiliging van de eigen ziel en een maximale bijdrage tot de volbrenging van Gods grote Heilsplan voor alle zielen van alle tijden. In deze Laatste Tijden leert God de zielen, dat de gouden weg hiertoe deze is van de totale, onvoorwaardelijke en eeuwigdurende toewijding aan Maria als de Meesteres van alle zielen, in toepassing van Haar onderrichtingen in de Wetenschap van het Goddelijk Leven. Er is geen vruchtbaarder weg naar een rijke oogst dan deze.
Luisteren wij naar de verzuchting in het Hart van de Verlosser:
“O Vader, Mijn hele Leven als de Mensenzoon op deze aarde heb Ik geleid in het volle bewustzijn dat Ik van U ben uitgegaan en dat Ik niet naar U terug zou keren alvorens Ik alles zou hebben volbracht waartoe Ik in de wereld was gezonden. Niets heb Ik achterwege gelaten om de mensenzielen Mijn Liefde te bewijzen, deze Liefde in hen te zaaien, en het zaad te begieten met de tranen van Mijn verlangen naar hun ware Geluk. Thans weet Ik dat het volbracht is, want Ik heb alles gegeven wat Mijn Lichaam aan Goddelijk Leven in Zich had gekregen, en Mijn Hart zal zich voor alle eeuwen over het zaad blijven uitstorten. Geen werk van duisternis, of het zal ooit door Ons Licht worden ontmaskerd en ontkracht. Geen ellende, of zij zal ooit worden opgenomen  in de Eeuwige Gelukzaligheid en Vrede, en in de Liefde waarin Ons Rijk op aarde gedrenkt zal zijn. Het is volbracht voor alle tijden, en het zal volbracht zijn in elke ziel, die met een oprecht hart zal verlangen om Ons toe te behoren, en om van harte te kiezen voor het kruis in verloochening van de verlokkingen en de dwaallichten der wereld”.
7. “In Uw handen beveel Ik Mijn Geest”
De laatste ogenblikken van Jezus’ Leven op aarde naderen. Hij heeft alles gegeven wat Hij had. Op grond van Zijn Goddelijke natuur betekent dit, dat Hij de mensheid letterlijk de volheid van Gods Gaven heeft bereid. Er is niets groters dan de Verlossing, want zij opent voor de ziel de Eeuwige Gelukzaligheid. Jezus geeft ook zichtbaar alles: Hij geeft Zichzelf aan de mensheid. Zoals Hij de vorige avond Zijn Tegenwoordigheid bij de zielen heeft vereeuwigd in de instelling van de Eucharistie, zo bekrachtigt Hij nu dit Sacrament door het vergieten van Zijn laatste druppel Bloed, en door Zijn Lichaam prijs te geven aan het Kruis, dat symbool staat voor de beproevingen van elk mensenleven op aarde, voor de enige en Eeuwige Waarheid van God, voor de Verlossing, en voor de dood van de zonde.
De laatste ogenblikken van Jezus aan het Kruis symboliseren derhalve de volheid van de overgave van God aan Zijn mensenzielen, de volheid van Zijn Liefde, en de belofte van de volmaakte en restloze overgang van het sterfelijk menszijn in de vereniging met God: De lijdende mens kan precies doorheen de kruisen van zijn levensweg één worden met God en met de volheid van de ervaring van de ware, vlekkeloze Liefde.
In het bewustzijn dat Hij alles heeft volbracht, leert Jezus de zielen nu het enige wat elk leven op aarde zijn ware zin geeft: de totale overgave aan God. In Zijn woorden “Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn Geest” toont Jezus dat de waarde van het mensenleven met al zijn beproevingen wordt ontsloten door de toewijding van de ziel en van de hele voorbije levensweg, die zij in zich heeft opgenomen, aan God. God zal deze leerstelling in deze Laatste Tijden via Maria laten herhalen in Haar onderrichtingen over de Mariatoewijding als gouden weg naar God. In de totale toewijding aan Maria als Meesteres van alle zielen geeft de ziel gevolg aan de oproep van Jezus tot toewijding aan Maria en tot overgave van de ziel aan God. De lijdende Verlosser Zelf bekrachtigt in Zijn woorden, uitgesproken tijdens de bereiding van de Verlossing, dat de waarde van een mensenleven wordt bekroond wanneer de ziel zich met heel haar wezen en haar hele levensweg totaal aan Maria, en via Haar aan God geeft. Alleen zo kan ook de ziel aan het einde van haar leven op aarde zeggen: “Het is volbracht” en “in Uw handen beveel ik mijn geest = alles wat ik ben, wat ik heb, en elk detail van het voorbije leven, dat ik helemaal voor U heb geleefd”.
De zevende zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Het leven van de ziel op aarde verkrijgt zijn ware vruchtbaarheid slechts wanneer dit leven aan God wordt opgedragen. De zielen die de lessen vanwege de Meesteres van alle zielen in acht nemen, weten dat er geen betere weg bestaat om dit te doen, dan de totale toewijding van hun hele leven en van hun hele wezen aan Maria, die deze allesomvattende offerande zal bekrachtigen en aanvullen met Haar oneindige Liefde, en het geheel van dit dubbele offer aan God overdraagt. De offerande van de ziel aan God maakt haar leven vruchtbaar, maar wanneer Maria de ziel in Gods handen legt, draagt deze offerande bovendien nog de geur van Maria’s heiligheid, en Haar handtekening. Gods Barmhartigheid wordt op geen enkele wijze zo krachtig gewekt als door de offerande van een mensenleven en een ziel die onder Maria’s heerschappij zijn gesteld, want Maria is het symbool voor de volkomen overwinning op de duisternis en voor de volmaakte Liefde tot God.
Zo leren wij uit de zeven Kruiswoorden van de Verlosser de lessen, die voor de zielen zouden kunnen dienen als richtlijnen op hun weg naar de ontsluiting van de schat der Verlossing in zichzelf:
1.                    Schenk totale en onvoorwaardelijke vergeving aan hen die jegens u misdoen.
2.                    Erken uw eigen zwakheid, zondigheid en schuld jegens God, wees rouwmoedig, geloof in Christus als de Verlosser, en koester een oprechte hoop op de uiteindelijke Verlossing.
3.                    Wijd u totaal en onvoorwaardelijk aan Maria toe.
4.                    Verlang onophoudelijk naar de voltooiing van Gods Heilsplan.
5.                    Wees in alle omstandigheden jegens al uw medeschepselen een spiegel van God, en maak Zijn Tegenwoordigheid voor hen voelbaar.
6.                    Bezin u over uw ware roeping en levenstaak, en tracht deze met de hoogste vruchtbaarheid te verwezenlijken.
7.                    Gedenk uw hele leven lang, maar vooral in uw stervensuur, dat u God toebehoort, en dat u naar Hem terugkeert door Hem uw verlangen daartoe te kennen te geven.

Jezus sterft aan het Kruis. De mens sterft ook vastgehecht aan het kruis van zijn leven, want de beproeving van het aardse leven duurt voort tot in het stervensuur. Het grote verschil is dit: Jezus heeft de weg naar Zijn stervensuur bezaaid met een ononderbroken rij van zaadjes van heiligheid en Liefde. De ziel leeft vaak zo oppervlakkig, dat ook haar beproevingen niet bewust van de Hemelse saus van de Liefde zijn doortrokken. Elke beproeving, die niet werkelijk bewust met Liefde wordt bekleed en niet aan God (bij voorkeur via Maria) wordt toegewijd, blijft onvolkomen, omdat zij niet met God in verbinding wordt gebracht en hierdoor dus menselijk blijft. Het is weliswaar de menselijke natuur die lijdt, maar het is de bekleding van de vruchten van dit menselijk lijden met het Goddelijke kleed van Liefde en toewijding, die alle lijden voor God ten volle bruikbaar en nuttig maakt.
Het stervensuur van Jezus is getekend door een buitengewoon machtige mystieke symboliek, waarvan een aantal tekenen zichtbaar zijn, doch de meeste aan de ogen der zielen worden onttrokken:
·                            De hele streek rond Jeruzalem schudt in een aardbeving, alsof God wil aantonen dat de hel in beroering is doordat de effecten van het Verlossingswerk zich voor het eerst in alle hevigheid uitstorten in de regionen der duisternis.
·                            Ondanks het uur van de dag (drie uur in de namiddag) is de hemel donker, alsof God wil aantonen dat de zonden, die nu als het ware uit de mensheid worden getrokken, nu aan de Hemel zijn toevertrouwd en als een ondoordringbaar wolkendek tijdelijk Gods Licht van de aarde wegnemen. God lijkt hier de boodschap zichtbaar te maken, dat dit de wijze is, waarop Hij de niet-verloste mensheid heeft gezien.
·                            Er barst een onweer los boven de Godsstad, alsof God wil aantonen dat de atmosfeer der zondigheid zich nu totaal ontlaadt om nieuwe vruchtbaarheid, nieuwe zuurstof en stromen van genaderegens over de zielen van alle tijden te laten neerkomen.
·                            In de tempel van Jeruzalem scheurt het voorhangsel, alsof God wil aantonen dat het oude heiligdom heeft afgedaan en dus niet langer aan het oog der zielen onttrokken hoeft te blijven, en dat het ware Allerheiligste, de ware Tempel en de ware Hogepriester nu verenigd zijn in de Christus, het ware Paaslam, wiens Bloed de enige ware Verlossing brengt.
·                            In de allerlaatste ogenblikken van Zijn Leven voel ik in het Lichaam van de Verlosser een combinatie van de volgende verschijnselen:
* ademstilstand, doordat Zijn Lichaam volkomen leeggebloed is. Deze ademstilstand wil de verstikking van de ziel door de zonde aantonen, daar de zonde verhindert dat de ziel de zuurstof van de Heilige Geest in zich opneemt;
* totale verkramping van alle spieren, die plots overgaat in complete gevoelloosheid. Deze toestand wijst op de verstarring van de ziel die steeds weer zondigt, en de plotse overgang naar een gevoelloosheid ten aanzien van het zondigen: De ziel wordt steeds onverschilliger tegenover het zondigen, en verliest alle gevoel voor het Hart van God, dat intens lijdt onder elke misstap;
* sterke hartritmestoornissen, en uiteindelijk hartstilstand, door het enorme bloedverlies en tenslotte het ontbreken van alle bloed. Hierin wordt aangetoond hoe het hart (het gevoelscentrum en de “motor” van het leven) onder invloed van de zonde steeds verder afsterft: De zonde wordt begaan door een tekort in de Liefde, en laat de Liefde steeds méér uit de ziel wegvloeien, zodat de ziel letterlijk begint te sterven.
Het Hart van de Godmens klopt niet meer. Zijn menselijk Leven is voorbij, en geldt nu als onderpand voor de bekrachtiging van het Nieuw Verbond: Elke ziel, die bereid is, in Jezus Christus en Zijn Verlossingswerken te geloven, en deze Werken in zichzelf te voltooien door Christus volkomen na te volgen in het voorbeeld van Zijn Leven en in de liefdevolle opoffering van alle beproevingen, ontsluit voortaan zichzelf voor de ware heiliging en de Eeuwige Gelukzaligheid.
Het stervensuur van Christus is drie uur in de namiddag. Het lijkt wel alsof God ook de joden naar het ware Paaslam wil verwijzen: Het was bij de joden gebruikelijk dat de paaslammeren (de lammeren die werden geofferd voor het joodse Pesach-feest) om drie uur in de namiddag werden geslacht. Ook het enige ware Paaslam, Jezus Christus, werd dus om drie uur “geslacht”, als om aan te tonen hoe waar het Woord van Christus is, waarin Hij zegt dat Hij niet is gekomen om de Wet op te heffen, doch om de vervulling te brengen. In Zijn Lijden en Dood brengt Hij deze vervulling, en God bepaalt zelfs dat het uur van de voltooiing identiek zal zijn aan het uur zoals dit in de oorspronkelijke Wet was vastgesteld, opdat de zielen mogen zien dat zij vanaf dit uur niet meer achterom mogen kijken, doch dat met Jezus Christus een nieuw tijdperk is begonnen, het tijdperk van de voleinding, het Nieuw en Altijddurend Verbond. De parallel gaat nog verder:
Hoewel het gebruikelijk is, dat van gekruisigden de beenderen worden gebroken, gebeurt dit bij de Christus niet. Ondanks de ontelbare verminkingen, die dit Goddelijk Lichaam heeft ondergaan, wil God niet, dat Zijn botten worden gebroken, en dit om drie redenen:
·                            *Ook bij het Pesach-lam, dat om drie uur wordt geslacht, mochten de botten niet worden gebroken. De Christus (het enige ware Paaslam), die de vervulling komt brengen, mag hierop geen uitzondering zijn.
·                            *Het breken van de beenderen zou gelijkstaan met een verbreking van de eenheid binnen dit Lichaam, dat voor God ook symbool staat voor de verbinding tussen God en de zielen, voor de onverbrekelijkheid van de Goddelijke Belofte van het delgen van de schuld der mensheid. In dit Lichaam mag niets “gescheiden” worden.
·                            *Het merg van beenderen is de bedding waar bloedlichaampjes worden gemaakt. Het Bloed van Christus is de drager van het Goddelijk Leven en van de Verlossing. Het breken van de beenderen zou symbool staan voor het verbreken van deze Bron van Goddelijk Leven en Verlossing.

De dood is geen einde: In het kader van Gods eeuwigdurende Heilsplan is zij het begin van het ware Leven. Voor de Dood van Jezus Christus geldt dit in de diepste zin van het woord. De Dood van de Godmens is de definitieve opening van het Tijdperk van de ware Hoop, de ontgrendeling van de Hemelpoort. De Graankorrel wordt aan de aarde (= de akker van elke ziel van goede wil) toevertrouwd, om er de Oogst van de Eeuwige Liefde voor te bereiden, waaruit Gods Barmhartigheid voor alle eeuwen het Brood van Goddelijk Leven zal scheppen.

BRON: onderrichtingen Maria Domina Animarum Apostolaat: (zie onderrichtingen: Boeken: De oogst van de eeuwige liefde)



Jezus komt aan het laatste stuk van Zijn Kruisweg, de beklimming van Golgotha







Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.