vrijdag 28 november 2014

ADVENTSMEDITATIE & GEBED:

ADVENTSMEDITATIE:






Advent: Het jaar loopt stilaan ten einde. Om de zielen heen maakt de donkerste tijd van het jaar zich bemerkbaar. Niet toevallig wekt de Schepper in deze donkere tijd ook in de zielen van goede wil een verscherping of verdieping van de gewaarwording van hun eigen duisternis. Deze tijd nodigt uit tot een spirituele reis naar de Geboorte van het ware Licht, en de ziel die heeft begrepen waar de ware zin en de enige bestemming van dit aardse leven liggen, weet dat God haar nu tracht te ontsluiten voor een inzicht in haar eigen gesteldheden.
Het zich bewust worden van de duisternis in zich en om zich heen, behoort slechts één ding te beogen: In de ziel moet het verlangen rijpen en groeien, haar eigen duisternis bewust en vrijwillig in het Goddelijk Licht te laten overvloeien. In de heilige nacht van de Geboorte van Christus baart de vlekkeloos heilige Maagd de God-Mens, de Belichaming van Gods Licht, opdat het zich onverdeeld aan elke ziel van goede wil zou weggeven en met haar één zou kunnen worden. God verlangt ernaar, met Zijn schepsel één te worden. Het Licht “slorpt elke schaduw op”, opdat deze volledig zou oplossen. De volmaakte Liefde zoekt haar absolute verwezenlijking in datgene, wat zwak en gebrekkig is. O Goddelijk Mysterie, o onvatbare Liefde...
Precies dit toont, hoezeer deze tijd een tijd van uitnodiging aan de ziel is, om door volhardende, veelzijdige inspanningen de Liefde in zich te vervolmaken, opdat in haar waarachtig het Licht geboren zou worden. Het zou God slechts een relatieve vreugde bereiden indien de Geboorte van het Licht in de ziel uitsluitend op een geschenk van Zijnentwege zou zijn gebaseerd. De vreugde van de Schepper wordt pas volkomen waar een ziel deze Geboorte als het ware “van binnen uit” tot stand helpt brengen, door het Licht, dat zij in beginsel (als nog nauwelijks ontsloten kracht) in zich – in haar kiem van heiligheid – draagt, door haar eigen verlangen naar de voltooiing van haar roeping als kind van God daadwerkelijk te helpen ontsteken. Het verlangen naar de voltooiing als kind van God is het alles beheersende verlangen naar heiliging, naar beleving van Gods Wetten in alle details van het dagelijks leven, in elke handeling, in elk woord, in elke gedachte, in elk gevoel. De ziel die naar vervolmaking verlangt, opent zich volkomen voor de stroom van het Goddelijk Leven, dat haar dag na dag vanuit Gods Hart toevloeit. Zij drinkt dit “water van Goddelijk Leven” en slaat het zo gretig in zich op, dat het haar volledig vervult, tot... zij als het ware nog slechts uit dit water bestaat. Deze ziel verandert in een weelderig bloeiende tuin, waarin zelfs elke schaduw Gods Werken en Plannen dient, tot ook deze schaduw volledig in Licht opgaat.
Zo kan de ziel de Advent tot een tijd van innerlijke omvorming laten worden. In deze tijd van omvorming vervolmaakt zich in de ziel de ware, onzelfzuchtige Liefde – de bron van het ware Leven, de heiligheid, de zich oneindig vervolmakende deugdzaamheid. De Ware Liefde is de magneet die de ziel naar het Licht toe moet trekken, het Licht waaruit zij is voortgekomen en waarin haar Eeuwige Bestemming ligt.
Zodra de ziel naar het Licht verlangt, wordt zij zich pas goed van haar eigen duisternis bewust. De ware bezieling en de echte openheid voor een ongeremde overgave aan de Hemelse leiding op de reis naar het Licht toont zich daar waar het besef van de eigen ontoereikendheid, de eigen schaduwen en donkere plekken, de ziel niet verlamt, doch haar laat ontwaken en haar ertoe aanspoort, boven zichzelf uit te groeien. Zij merkt geleidelijk (of plotseling) haar eigen koerswijziging ten opzichte van de koers die door Gods Voorzienigheid ten behoeve van de vervulling van haar levenstaak voor haar is uitgetekend.
Zo wordt de Adventsreis naar het Licht van de Geboorte van Christus tevens tot een ontdekkingsreis doorheen het landschap van de eigen ziel. Naarmate de wil tot ontsluiting van de eigen vermogens om in een echt kind van God te veranderen het hele leven en alle innerlijke gesteldheden beheerst, wordt de ziel voortaan gedreven door de wil, haar eigen duisternis te breken en de uitwerkingen ervan in zich en om zich heen aan banden te leggen.
De duisternis kan niet zichzelf veranderen in Licht. Daartoe heeft het de instraling van Goddelijk Licht nodig, teneinde in dit Licht te kunnen worden opgenomen. Datgene waarnaar de ziel werkelijk en oprecht verlangt, kan zij tot stand brengen. Dit vermogen leeft in haar als de Goddelijke nalatenschap die vóór de erfzonde haar deel werd. Deze nalatenschap is de ziel nooit ontnomen, zij heeft zich alleen laten begraven onder de laag slijk van de zonde en de laag stof van de godvijandige wereldse invloeden. Om het Licht van God daadwerkelijk in zich te kunnen opdrinken en er geleidelijk mee te kunnen versmelten, moet in de ziel een volledige openheid en ontvankelijkheid voor Gods Gaven en een verlangen naar ontsluiting heersen, net zoals de bodem die tegen het einde van de winter naar de lentezon en de zachte regendruppels der genade verlangt, opdat Gods Intelligentie zijn vruchtbaarheid zou kunnen ontsluiten.
Licht is Waarheid, Wijsheid, volheid van de werkelijkheid zonder de bijmengingen der dwaling, misleiding en bekoring. Licht is belofte van de voltooiing van het ware Leven, verwezenlijking van de heiliging als uiteindelijke bestemming van de levensreis. Licht is de bloei van de Eeuwige Lente. Licht is overwinning over de duisternis en haar nefaste, ellende brengende uitwerking op alles wat in de ziel van nature naar de Tegenwoordigheid van de Eeuwige Liefde en de Gelukzaligheid verlangt. Licht is vooral verlangen naar de strikte volbrenging van Gods Wil. Dit verlangen is het, dat van een ziel een “ziel van goede wil” maakt. Christus zal dit alles in de bodem van de ziel van goede wil zaaien door Zijn Komst in de heilige nacht van de Geboorte der Verlossing. Nu is het nog donker, maar moet de ziel niet eerst doorheen de diepten van de nacht trekken om het Licht van de ochtend op zijn volle waarde te kunnen schatten? Is Gods Tegenwoordig soms ergens beter voelbaar dan waar de adem van de Heilige Geest de plaats inneemt van de verstikkende atmosfeer van de lucht in de kerker van onze innerlijke duisternis?
In de eerste helft van de reis naar de Geboorte van het Licht in de grot van onze ziel herinnert de Schepper ons aan de Onbevlekte Ontvangenis van Zijn volkomen heilige Koningsdochter, in wie Hij de almacht van het Licht over de duisternis ten volle laat stralen. Hij laat deze almacht pas goed stralen door haar samen te ballen in Zijn Meesterwerk, de Onbevlekte Maagd, een geschapen ziel. In het Mysterie van de Onbevlekte Ontvangenis laat de Allerhoogste zien dat, wanneer God de kans krijgt om Zijn macht ten volle te ontplooien, zelfs een schepsel zo totaal kan worden vervuld van het zuiverste Licht zonder schaduwen, dat in dit schepsel niet het geringste spoor van duisternis wortel kan schieten. In dit schepsel bloeit immers de alles beheersende wil om met het Licht verenigd te blijven en het zaad der duisternis alle voedsel te weigeren.
De Onbevlekte Ontvangenis was de absolute voorwaarde opdat Maria Moeder van de Verlosser zou kunnen worden, maar is eveneens een grote uitnodiging van Gods wege aan de zielen om hun duisternis in deze geschapen Belichaming van Zijn Licht te laten opnemen in dat wonderbaar Goddelijke Mysterie dat ons bekend is als de totale toewijding aan Maria. Duisternis die wordt prijsgegeven aan het Licht, lost in dit Licht op. De ziel die haar duisternis bewust, vrijwillig en in oprecht verlangen naar omvorming deelt met de Onbevlekte Ontvangenis, kan stap voor stap van haar duisternis worden bevrijd.
Precies zoals de natuur in deze tijd van het jaar naar rust en stilte verlangt, rust op elke ziel de taak, zich in de stilte en ingetogen bezinning van het eigen hart terug te trekken, want God maakt Zich slechts voelbaar in een hart waarin Hij iets van de Vrede van de Hemel kan terugvinden. Belangrijk is daarbij in de eerste plaats de wil van de ziel, het in zich stil – dit wil zeggen: zo vrij mogelijk van innerlijke stormen – te laten worden. Door elke neiging van de ziel om luid en uitbundig met haar omgeving in verbinding te komen, verplaatst zij het middelpunt van haar gewaarwording naar buiten toe, en verwijdert zij zich van de plaats waar God, het Licht, de Liefde, op haar wacht.
In de ziel wordt in de Advent de wieg voor de Geboorte van Christus, het Licht, voorbereid. Het Christuskind zal geboren worden waar de Moeder thuis is, en Het zal opgroeien en leven waar Het vrij Zijn wonderen kan voltrekken. Deze voorwaarden zullen vooral vervuld zijn in de ziel waarin Maria troont en wordt gekoesterd, en waarin alle menselijkheid zich vrijwillig prijsgeeft aan verandering en zich ten volle in dienst van Gods Plannen en Werken stelt. De oogst is op geen enkele akker rijker dan op deze, waarin het Hemelse zaad de bruiloft sluit met de wil tot vruchtbaarheid voor het Eeuwig Leven.
BRON tekst: uit de onderrichtingen van Maria aan  het Maria Domina Animarum Apostolaat: (zie onderrichtingen: meditaties)

KOM , HEER JEZUS LICHT VAN DE WERELD


ADVENT & het angelusgebed:

Voorbereidingstijd op het “Kerstfeest”,de herdenking van de geboorte van JEZUS CHRISTUS, de verlosser der mensheid!

Een passend gebed om de menswording van Christus te overwegen gedurende de advent is het angelusgebed, je kan het gedurende de dag op regelmatige tijdstippen bidden, voorbeeld: smorgens, smiddags en savonds. Het gebed bestaat uit een aantal verzen uit het Evangelie en is daarmee ook een heel Bijbels gebed.
Het eerste vers uit Lucas, waar Maria antwoord geeft op de aankondiging van de Engel Gabriël, wanneer deze laatste de "zwangerschap" aankondigt van Jezus (dat zij de H. Geest zal ontvangen) die met Kerstmis uit Maria geboren zal worden.
Het tweede vers komt ook uit het Lucas Evangelie waar Maria zich overgeeft aan Gods wil en daarmee ons ten voorbeeld wordt gesteld. Christus ontvangen, christen-zijn is doen wat God van ons verlangt.
Het derde vers komt uit het Johannes Evangelie. De Evangelist spreekt over het vleesgeworden Woord, Christus zelf, en daarmee geven we een geloofsbelijdenis dat Christus God en Mens is.
Het vierde vers is de smeekbede dat Maria onze voorspreekster mag zijn, opdat we de gesteldheid mogen hebben om de genadegaven van Christus te ontvangen.
In het afsluitende gebed wordt de Menswording van Christus in direct verband gebracht met Zijn lijden en sterven, maar vooral met Zijn verrijzenis en dat wij daaraan deel mogen hebben.
Tussen de verzen door wordt het Wees Gegroet Maria gebeden, waarin met name de overweging van het betreffende vers centraal staat en we daarbij de steun en voorspraak van Maria inroepen.

MARIA, MOEDER VAN HET LICHT


ANGELUSGEBED:

De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt;
En zij heeft ontvangen van de heilige Geest.
Wees gegroet, Maria...


Zie, de dienstmaagd des Heren;
Mij geschiede naar Uw woord.
Wees gegroet, Maria...


En het Woord is vlees geworden;
En Het heeft onder ons gewoond.
Wees gegroet, Maria...


Bid voor ons, heilige Moeder Gods,
Opdat wij de beloften van Christus waardig worden.


Laten wij bidden.
Wij bidden U, o Heer, stort uw genade in onze harten,
opdat wij, die door de boodschap van de Engel
de menswording van Christus, uw Zoon gekend hebben,
door zijn lijden en kruis gebracht worden
tot de glorie van de verrijzenis.
Door dezelfde Christus, onze Heer.
Amen.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.